De Zweedse lappenhond is een zeldzaam ras.  Hij is een zachtaardige scandinavische herdershond.  Dit ras is weinig gekend in ons land, maar verdient toch onze interesse door zijn vele vaardigheden zowel fysiek als mentaal.

 

Het is een middelgrote hond. 

Hij is levendig, vrolijk, nieuwsgierig, stoer, intelligent en erg aanhankelijk.

De kleur is overwegend zwart.

De vacht is halflang met een dichte wollige en zeer zachte ondervacht, die 1 keer per week dient geborsteld te worden zeker tijdens de ruiperiode.  Hij heeft een zelfreinigende en waterafstotende vacht.  Door de textuur van zijn vacht kan hij zowel tegen de koude als tegen de hitte.

 

De Zweedse lappenhond is een gezellige familiehond.  Hij staat graag dichtbij zijn baasjes en andere dieren in huis.  Hoewel hij binnen rustig en stil is, leeft hij zijn opgespaarde energie graag tijdens buitenactiviteiten.

Hij is een zeer expressieve, gevoelige hond met karakter.  Hij vereist een stevige en consistente opvoeding vooral tijdens zijn eerste levensjaar

 

Hij kan zowel binnen als buiten leven maar verkiest toch ook de nabijheid van zijn baasjes.

Het is een sportieve hond regelmatig lichaamsbeweging nodig heeft.

Hij kan verschillende hondensporten beoefenen zoals gehoorzaamheid, flyball, agility, speuren, drijven,...

In zijn thuisland Zweden wordt hij zelfs gebruikt als reddingshond en in het leger.

 

Het is een goede waker om de komst van vreemden aan te kondigen maar eens binnen zal hij ze al kwispelend begroeten.

Hij is geen goede verdediger.

 

De Zweedse lappenhond is enigszins rechthoekig, iets kleiner dan middelgroot, levendig en waakzaam. 

Hoofd: de schedel iets langer dan breed. Gewelfd schedeldak, nauwelijks uitgesproken achterhoofdsknobbel, scherp uitgesproken stop. De voorsnuit iets langer dan een-derde van de lengte van het hoofd. Rechte neusrug, gevulde voorsnuit, zwarte neusspiegel, droge lippen. 

Ogen: goed uit elkaar geplaatst, rond, vrij groot. Horizontaal geplaatste oogopeningen, donkerbruin, blik met veel uitdrukking. 

Oren: kort, rechtopstaand, spits, licht afgerond en breed aan de basis. Zeer beweeglijk. 

Gebit: compleet schaargebit. Hals: gematigd lang, krachtig, droog. Lichaam: goed gedrongen, licht rechthoekig. Rechte, sterke rug, ruime borstkas met goed ontwikkelde achterste ribben, van voren af gezien ovaal. Uitgesproken voorborst, korte lendenpartij, lange en brede croupe, zwak opgetrokken buiklijn. 

Ledematen: goed naar achteren geplaatste schouderbladen, goede botten, rechte en evenwijdige voorbenen. Goed gehoekte achterbenen, gespierde dijbenen. Laag aangezette sprongen. Voeten: ovaal, sterk, met goed gesloten tenen. Krachtige elastische voetzolen. 

Staart: hoog aangezet, uitgerekt reikt hij tot aan de spronggewrichten, borstelig. Wordt gekruld over de rug gedragen als de hond in beweging is. 

Gangwerk: licht, soepel, ;met wijd uitgrijpende passen en goede stuwkracht. 

Vacht: weelderig en bestaand uit dekhaar en ondervacht. De dekharen rechtopstaand (afstaand). Bovenvacht is water- en sneeuwafstotend. Op het hoofd en de voorkant van de benen kort haar. Het haar in de hals vormt een kraag. Kleur: bij voorkeur zwart of beerachtig bruin. Borstvlek en witten voeten en staartpunt zijn toegestaan. 

Schofthoogte: reu 48 cm, teef 44 cm. Een afwijking van +/- 3 cm is toegestaan.